Autogene drainage
Wat is (geassisteerde) autogene drainage en wie komt hiervoor in aanmerking?
Voor de behandeling van luchtwegaandoeningen bij kinderen bestaan er veel verschillende technieken, welke echter niet allemaal even efficiënt zijn. Het is bovendien noodzakelijk om de condities aan te passen aan de individuele toestand van het kind. Vroeger werden technieken als tapotage en mechanische vibratie toegepast. Deze technieken gaan ervan uit dat de opgewekte trillingen het slijm (mucus) van de luchtwegwand kunnen losmaken.
Externe trillingen worden door omliggende weefsels echter opgeslorpt en komen niet toe tot in de luchtwegwand waar het mucus zich bevindt. Deze technieken worden dus zelden nog uitgevoerd omdat ze slechts een zeer gering effect tonen en het nut van deze interventie niet is bewezen. Bij baby’s en zuigelingen worden nu technieken gebruikt op basis van thoraxaandrukkingen en bouncing binnen de autogene drainage. Autogene drainage kan hulp bieden bij kinderen met obstructieve en restrictieve aandoeningen met hypersecretie problemen.
Wanneer het kind niet coöperatief is (bvb. bij baby’s) zal er geassisteerde autogene drainage aangeboden worden. (Geassisteerde) autogene drainage is een respiratoire drainagetechniek waarbij men op een gecontroleerd niveau gaat in-en uitademen. Door op specifieke longvolumes te gaan ademhalen en dit gradueel op te bouwen, ontstaan er drukverschillen binnen de luchtwegen, welke resulteren in de mobilisatie van de slijmsecreties naar boven toe.
Omdat baby’s en zuigelingen nog niet in staat zijn zelf hun ademhaling bewust te gaan controleren, zal de therapeut assisteren met behulp van zachte thoraxaandrukkingen. Door te voelen en gericht te luisteren naar de ademhaling van het kind, kan de therapeut het longvolume waarop het kind ademt gaan aanpassen naar gelang de plaats waar de secreties zich bevinden.
De druk die wordt uitgeoefend gebeurt geleidelijk aan en volgt de anatomische beweging van de thorax tijdens de ademhaling. Bouncing is het zacht ritmisch op en neer bewegen op een fysiobal. De therapeut zit hierbij op de bal en neemt de baby of zuigeling op de schoot. Deze techniek heeft een relaxerend effect en versterkt tijdens de neerwaartse beweging de expiratoire stroomsnelheid, waardoor de wrijvingskrachten die nodig zijn om het mucus los te maken en opwaarts te mobiliseren, zullen toenemen.
Een efficiënte hoest die op het juiste moment plaats vindt, is belangrijk voor het evacueren van de slijmsecreties. Baby’s en zuigelingen, zullen na de hoest de slijmen inslikken, welke vervolgens in het spijsverteringsstelsel terecht komen en nadien langs die weg het lichaam verlaten.